Yoeri Havik is niet bang om te sprinten tegen Cavendish
Topsport / 4 Min / door Gerrit Vermeulen
Dertig Touretappes, zeventien ritten in de Giro en vier in de Vuelta. Het is de erelijst van Mark Cavendish. De Brit van Deceuninck-Quickstep werd jarenlang gezien als de beste sprinter ter wereld. En dan roept de BEAT renner Yoeri Havik dat hij sprinten tegen deze legende tijdens Bredene-Koksijde ziet als een mooie training. Dat mag Yoeri even uitleggen.
De twee kennen elkaar al jaren. Niet van wedstrijden op de weg. Yoeri Havik heeft een grote naam opgebouwd als baanrenner en gaat samen met BEAT ploeggenoot Jan-Willem van Schip in 2021 naar de Olympische Spelen. Ook Cavendish heeft een rijk verleden op de baan. De degens werden dan ook meermaals gekruist tijdens zesdaagsen. Yoeri: “Bij een zesdaagse kan ik hem kloppen in een sprint. Sterker bij de zesdaagse van Gent klopte ik hem eigenlijk altijd. Maar op een wielerbaan, zittend met een hoge cadans sprinten, is heel anders dan een wegwedstrijd waar het meer op power aankomt. Ik ben de laatste 6 jaar een pure baanwielrenner geworden. Cavendish is heel lang de beste sprinter ter wereld geweest. En als hij nu uit het zadel kan sprinten, dan trapt hij nog steeds heel erg hard. En die kon ik dus net niet pakken.”
“Op kop van het peloton de laatste twee bochten door, dat is natuurlijk super cool.”
Bij Bredene-Koksijde geen BEAT renner in de kopgroep. De beslissende slag werd gemist en de ploeg moest, op ruim 5 minuten van winnaar Tim Merlier, sprinten voor een 30ste plek. Heb je daar na 200 kilometer nog zin in?
Yoeri: “Nee, in eerste instantie niet. We hadden met de ploeg al een paar uur op kop gereden en mijn gevoel zei me dat ik te moe was om nog te sprinten. Maar toen riep de ploegleiding in de oortjes dat er nog UCI-punten verdiend konden worden. Piotr Havik en Jan-Willem van Schip trokken voor mij de sprint aan. Voor een top drie plek ben je natuurlijk super gemotiveerd. Maar Piotr en Jan-Willem gingen er vol voor. We reden op kop van het peloton de laatste twee bochten door, dat is natuurlijk super cool. En als je dan merkt dat Cavendish vol gaat sprinten, zou het van mij wel iets te arrogant zijn om mij te goed te voelen om te sprinten voor plek dertig.”
“Jan-Willem van Schip rijdt mij bijna de hekken in hahaha.”
De lead-out van Piotr en Jan-Willem ten spijt, Yoeri moet het afleggen tegen de topper uit Engeland. Op een paar honderd meter van de streep dendert Cavendish, met zijn lead-out-man Shane Archbold op kop, de mannen van BEAT voorbij en wint de sprint van het peloton. De BEAT-mannen maken een aantal fouten in de voorbereiding van de sprint, maar Havik is toch tevreden.
Yoeri: “Piotr rijdt in de laatste kilometers gewoon heel knap de mannen van Cofidis en Quick Step voorbij. Jan-Willem neemt op 500 meter van de streep over. Iets te vroeg en te enthousiast. De wind kwam van rechts. Ik roep naar Jan-Willem dat hij naar links moet. Maar hij gaat iets te ver naar links, zodat er voor mij geen ruimte meer is om hem links voorbij te sprinten. Bij het bord van 250 meter valt Van Schip wat stil. Dat is voor mij te ver om aan te gaan en een goede sprint te rijden. En dan rijdt hij mij ook nog eens bijna het hek in hahaha. Ik kon toen alleen nog vol aangaan voor een vijfde of zesde plek in de sprint van het peloton. Toch mogen we tevreden zijn. Nu sprinten we voor plek 30. De volgende keer misschien voor de winst of een mooie plek in de top tien. Hopelijk maken we dan deze fouten niet opnieuw.”
“Hoe Cavendish zich in
het peloton beweegt.
Zo slim.”
Heb je tijdens de sprint al momenten dat je kan leren van een topper als Cavendish, of is de sprint daar te hectisch voor?
Yoeri: “Tijdens de sprint is daar geen tijd voor. Als de renners met 60 km/u op de finish afstormen, worden beslissingen in een splitsecond genomen. Maar in de koers zelf is het wel mooi om te zien hoe Cavendish zich in het peloton beweegt. Zo slim. En hoe een ploeg als Quick Step rustig blijft als er waaiers getrokken worden. Het juiste moment afwachten om met één grote inspanning twintig man in te halen en het juiste plekje uit de wind pakken. Zo houdt Cavendish aan het einde van de koers energie over om te sprinten. Daar kunnen wij nog wel veel van leren.”